Publisher's Synopsis
De protocollaire behandeling bestaat uit dertien sessies van 45 tot 60 minuten. De sessies vinden wekelijks plaats maar kunnen na sessie 8 ook om de twee weken gepland worden. De belangrijkste elementen van de behandeling zijn: een goede uitleg over de stoornis, relaxatietraining, interoceptieve exposure, cognitieve t- rapie en exposure in vivo. Het is zinvol vooraf en na de behandeling meetinstrumenten ter evaluatie van de behandeling af te nemen. De volgende klachtenspeci¢eke instrumenten zijn - schikt: de Agoraphobic Cognitions Questionnaire (ACQ) en de Body Sensations Questionnaire (BSQ) (Chambless e. a. , 1984). De ACQ meet de aanwezigheid van agorafobische, catastroferende cognities, de BSQ meet hoe vaak bepaalde lic- melijke sensaties als hartkloppingen optreden en hoe bedreigend deze door - tie« nten beleefd worden. De Mobility Inventory (Chambless e. a. , 1985) biedt een lijst van veel voorkomend agorafobisch vermijdingsgedrag en onderscheidt de aanwezigheid en ernst daarvan wanneer de patient in gezelschap van een ander « is en wanneer de patie« nt alleen is. Een Nederlandse vertaling van deze inst- menten is opgenomen in het 'Behandelprotocol bij angst en paniek; werkboek' (Kampman & Keijsers, 2000) en psychometrische gegevens zijn beschikbaar (o. a. Bouman, 1995; Bouman, 1998; De Beurs, 1993; Keijsers, Hoogduin & Schaap, 1994). Voorts wordt in de behandeling een paniekregistratieformulier gebruikt (bijlage 2-1). Met behulp van deze registratie kunnen de begeleidende symp- men van een paniekaanval volgens DSM-IV en een aantal andere relevante - gevens in kaart worden gebracht.